HET BANKJE

Stel je dit eens voor:

Je loopt door een klein dorp. De regen is net gestopt,
dus je kunt mooi even boodschappen doen.

Tijdens het lopen laat je je gedachten de vrije loop.
De hele week verloopt anders dan je had verwacht.

Op je werk zijn veel collega’s ziek.
Ook in de familie heb je te maken met veel ziekte en zelfs overlijden.

Je eigen kinderen zijn uitgevlogen, ze hebben hun eigen gezin gesticht
en trekken hun eigen plan.

Soms kan de stilte in huis je aanvliegen.
Je vraagt je af of je alles wel goed hebt gedaan.

Je hebt een fijne kerk, maar niemand ziet je echt.
Je laat ze niet toe in jouw leven, in je hart,
bang voor wat mensen over je zeggen of denken.

Al peinzend loop je verder naar je bestemming.
Bij het wandelen kom je langs een bankje.
Het bankje is altijd je ijkpunt.
Je kunt er heerlijk zitten en genieten van de rust.

Nog één bocht en dan zie je het.
Het eerste wat je opvalt, is dat – ondanks het sombere weer –
het bankje bezet is door twee personen.

Ze zijn diep in gesprek, of… gesprek?
Nee, ze lachen.
Nee, niet zomaar lachen – ze schaterlachen!
Die twee hebben de grootste lol.

En dat op een bewolkte dag in april.
Je kan er met je pet niet bij.

Even voel je ergernis opborrelen.
Hebben ze niets beters te doen dan daar op jouw bankje te zitten en dan nog schaterlachen ook?
Laten ze ophoepelen.
Dit kun je er nu echt niet bij hebben.

Je mond trekt strak en je ogen richt je star
op de boom aan de andere kant van de parkeerplaats.

Je komt steeds dichterbij, en of je wilt of niet –
dat schaterlachen werkt aanstekelijk.

Je mond ontspant. Daar waar eerst een strakke lijn was,
vormt zich nu een glimlach.

Je kijkt nog eens naar die vrouwen.
Als je in hun gezichten kijkt, zie je iets aparts.
Hun gezichten zijn getekend door verdriet en vermoeidheid,
maar hun ogen stralen.

De ene vrouw lacht vol overgave,
tranen biggelen over haar wangen.
De andere vrouw kijkt rond, alsof ze iets zoekt.

Jullie blikken kruisen elkaar en ze knikt je bemoedigend toe,
alsof ze recht in je hart kan kijken en zonder woorden zegt:
"Je mag er zijn."

De schaterlach van de vrouwen is zo aanstekelijk
dat je voor je het weet zelf mee begint te grinniken.

Als je langs ze loopt, groeten ze je vriendelijk
en wensen je een fijne dag.

Je groet terug en loopt met een blij hart verder naar je bestemming.
Onderweg kijken mensen je aan en glimlachen naar je –
of eigenlijk glimlachen ze terug.

De glimlach wijkt niet van je gezicht.
Het steekt anderen aan.

Op de terugweg loop je hoopvol naar het bankje.
Misschien zitten de vrouwen er nog?

Helaas, ze zijn weg.
Maar de blijheid blijft.

Later denk je nog vaak met een glimlach terug aan deze dag.
De dag die zo somber begon en zo stralend eindigde.

Alsof God precies wist wat jij op dat moment nodig had.

"U mag uw zorgen op Hem afwentelen,
want U ligt Hem na aan het hart."

1 Petrus 5:7

Volgende
Volgende

KWETSBAAR